van enkele recente voorbeelden wil ik u uitleggen, wat er zoal komt kijken bij de restauratie en/of reparatie van antieke uurwerken. Van belang is te weten wat in voorafgaande jaren aan een uurwerk is gedaan. Veelal wordt dit ergens in de klok vermeld. Maar dit is zeker niet altijd even deskundig uitgevoerd.
Deze Engelse lantaarnklok is gesigneerd Hardly London 1656. Hardly is niet terug te vinden in de gildelijst van Londense klokken-makers, maar omdat er ontelbaar veel toeleveringsbedrijfjes waren, is het best mogelijk dat deze klok voor eigen gebruik is gebouwd.
Er is nog een reparatienummer bekend in 1776. Deze klok is omgebouwd zoals zoveel van zijn soortgenoten van foliot naar slinger.
Nog een kenmerk van deze eerste huisklokken is dat er maar één wijzer in gebruik is, op de hele uren hoor je een belslag.
De restauratie bestond uit het beoordelen van lagers en tappen, deze werden gepolijst en verbust. Het slagwerk geeft bij elf uur maar een slag (hij valt dus te snel in). Dit is opgelost door de sluitschijf een stukje uit te drijven. Het mooie van deze messingklok is dat het materiaal een gele gloed heeft. Het is sterk en toch goed te bewerken. Ons huidige messing heeft een meer rode gloed en is bij bewerking vaak broos.
Na het monteren werd in de afregelfase geconstateerd dat de klok achter liep. Het afregelen was nog niet zo eenvoudig omdat het
slingergewicht vastgeklonken zat op de slingerstaaf. De bel is in een eerdere reparatie met zilver gesoldeerd en vertoont een barst. Maar de klank is behouden gebleven. De gravures op de fretjes zijn door het vele malen koperpoetsen enigszins uitgesleten.
>> Volgende